๐ Elke oefentoets bestaat uit 10 meerkeuzevragen, willekeurig gekozen uit een database met tientallen vragen. Hierdoor kun je dezelfde test meerdere keren doen zonder exact dezelfde vragen te krijgen โ perfect om te blijven oefenen
Resultaten
Je bent echt goed bezig, taalbaas! ๐ฌโจ
Je laat zien dat je al veel spellingsregels snapt. Of het nu gaat om klankgroepen zoals straat of tweeklanken zoals aai en ooi, jij hebt al veel geoefend en het loont!
Wil je jezelf nog meer uitdagen? Probeer dan dit:
Maak een lijstje van woorden die je lastig vond, en oefen ze extra.
Speel een โmaak-een-woordโ-spelletje met voor- en achtervoegsels, zoals be-, ver- of -tje.
Probeer fouten in teksten van anderen te vinden, net als een echte taalonderzoeker!
Blijf nieuwsgierig en blijf oefenen โ taal is een superkracht die je elke dag sterker maakt. ๐ช๐
Geen stress โ jij groeit bij elke poging! ๐ฑ๐
Sommige regels in groep 6 lijken best lastig: d/t-eindingen, open- en gesloten lettergrepen of tweeklanken die bijna hetzelfde klinken. Maar met slimme trucs kun jij het echt leren.
Handige tips om meteen te proberen:
Stam t-check: Hoor je ik vind? Dan is het bij hij/zij meestal vindt. Zet het werkwoord eerst bij โikโ โ dat helpt!
Klankgroepen hakken: Splits lange woorden (lan-gen-dor-pse) en let op waar de klinkers botsen. Dat maakt schrijven overzichtelijker.
Visuele geheugensteun: Gebruik kleurtjes โ bijvoorbeeld geel voor ei, groen voor ij โ en plak lastige woorden op je bureau of deur. Zo zie je ze elke dag.
Oefen hardop: Lees woorden langzaam voor en let op de klank. Je oren helpen je hersenen onthouden hoe je schrijft.
Fouten zijn hints, geen hindernissen. Doorzetten oefenen = groeien. Jij kunt dit! ๐๐ค
#1. Vul aan: Zij ___ het avondeten voor ons.

#2. Vul aan: De hond ___ achter de bal aan.

#3. Vul aan: Het kind ___ met zijn speelgoed.
#4. Vul aan: Hij ___ in zijn stoel bij het raam.

#5. Vul aan: De kat ___ de hele dag op het bed.
#6. Vul aan: Zij ___ graag boeken in haar kamer.

#7. Vul aan: Hij ___ altijd zijn tanden voor het slapen.

#8. Vul aan: Hij ___ snel in het zwembad.
#9. Vul aan: Zij ___ een mooie tekening voor mama.
#10. Vul aan: Hij ___ vrolijk in de douche.

#11. Vul aan: Hij ___ voorzichtig over de weg.
#12. Vul aan: Hij ___ zijn fiets in de schuur.

#13. Vul aan: Hij ___ op de computer na school.

#14. Vul aan: Zij ___ voetbal met haar vrienden.
#15. Vul aan: Elke ochtend ___ hij naar school.
#16. Vul aan: Zij ___ elke dag een wandeling.

#17. Vul aan: Zij ___ een mooie bloem in de tuin.
#18. Vul aan: Zij ___ haar nieuwe jurk naar school.
